Vergroening van het energiegebruik in de voedingssector

De voedingssector zal de uitdaging aan moeten gaan om het gasverbruik te verminderen en de stroombehoefte te vergroenen, met als doel het klimaatneutraal maken van de sector. De benodigde technologie voor het verduurzamen van productieprocessen is al langer beschikbaar, maar lange terugverdientijden van investeringen en netwerkcongestie vormen duidelijke obstakels. Tot 2030 zal de voedingsindustrie naar schatting 17 miljard euro investeren in machines, installaties en gebouwen, wat bedrijven in staat stelt belangrijke stappen te zetten. Het overheidsbeleid speelt een doorslaggevende rol in de hoeveelheid middelen die uiteindelijk bestemd zijn voor essentiële duurzame maatregelen zoals zonnepanelen, warmtepompen en elektrische ovens.

Aangescherpte Nederlandse Klimaatdoelen

Verduurzaming van hun energiebehoefte is een belangrijk onderwerp voor voedingsproducenten en groothandels. Helaas is er geen overvloed aan goedkope energie zoals een aantal jaren geleden. Bedrijven krijgen te maken met de aangescherpte Nederlandse klimaatdoelen en verschillende beleidsmaatregelen te behalen richting 2030. Wat betekent dit voor bedrijven in de voedingsindustrie? In dit artikel leggen we de focus op productieprocessen.

Binnen de voedingssector is gas de belangrijkste energie

De voedingsindustrie is verantwoordelijk voor 8% van het totale energiegebruik binnen de Nederlandse industrie. In termen van absoluut verbruik is deze sector groter dan de meeste andere industrietakken, behalve de chemie. De belangrijkste energiebron is aardgas (72%), gevolgd door elektriciteit (22%), hernieuwbare energie (4%), kolen (1%) en warmte (1%). Hoewel het aandeel van hernieuwbare energie gestaag groeit, verloopt deze verschuiving geleidelijk, zelfs tijdens periodes van hoge energieprijzen.

De hoge energieprijzen leiden nog niet tot een daling van het gasverbruik

Uit CBS-cijfers blijkt dat het aardgasverbruik in de voedingsindustrie in 2023 in lijn ligt met eerdere jaren bij een productievolume dat iets hoger ligt dan in 2019. Dat het gasverbruik vrij constant is, ondanks de sterke stijging van de energieprijzen, impliceert dat de directe mogelijkheid of wellicht de noodzaak om minder gas te gebruiken mist.

Energie beslaat in de meeste gevallen maar een klein onderdeel van de kosten voor voedingsfabrikanten. Vroeger was dat ongeveer 1 tot 3 procent van de totale kosten. Het aandeel is weliswaar iets gestegen, maar blijft onder de 5 procent bij de huidige prijzen. In andere industrieën is de productie verminderd en is er meer geïmporteerd van buiten de EU vanwege de hogere prijzen. Maar in de voedingsindustrie is dat niet het geval, omdat de vraag naar voeding stabiel is en de hogere energiekosten (grotendeels) kunnen worden doorberekend aan afnemers.

Onze prognose is dat rekeningen voor energie in de komende jaren hoger zullen blijven dan in de periode vóór 2022. Dit is het gevolg van de combinatie van stijgende energieprijzen en hogere belastingen op gas. Voor bedrijven die geen actie ondernemen, zullen energiekosten een groter deel van hun uitgaven blijven vormen.

Fossiele energie

Er zijn routes voor bedrijven om minder fossiele energie te gaan gebruiken. In de zoektocht naar alternatieven voor aardgas en grijze stroom hebben voedingsproducenten verschillende opties. De relevantie van deze opties zal per bedrijf verschillen en wordt mede bepaald door de bedrijfsgrootte, productieprocessen, het type bedrijfspand (bestaand of nieuwbouw), en de netcongestie in het gebied van de bedrijfslocatie. Omdat de voedingssector, ondanks genomen maatregelen om klimaatneutraal te worden, nog steeds elektriciteit van het net blijft gebruiken, zijn bedrijven uiteindelijk afhankelijk van het tempo van de verduurzaming van de energieproductie in Nederland.

De inzet van zonnepanelen

Geleidelijk aan worden zonnepanelen de standaard voor bedrijfspanden in de voedingsindustrie en -handel. Grotere bedrijven in de sector hebben meestal projecten met zo’n 2.000 tot 3.000 panelen, maar er zijn ook bedrijven met meer dan 10.000 panelen. De opgewekte stroom bij voedingsbedrijven wordt voornamelijk gebruikt voor een deel van de eigen behoefte. In de groothandel wordt er daarentegen meer terug geleverd aan het net.

Berekeningen geven aan dat zelfs wanneer op alle daken van voedingsproducenten en -groothandels zonnepanelen zouden liggen, dit slechts in 10 tot 25 procent van de huidige elektriciteitsbehoefte kan voorzien. Bedenk, los daarvan, dat de opbrengst van zonnepanelen sterk fluctueert gedurende het jaar, terwijl de elektriciteitsbehoefte constant is. Hierdoor blijft men afhankelijk van het gebruik van netstroom.

Restwarmte

De meest gebruikelijke manier om gasverbruik te verminderen voor warmtebehoeften is door de installatie/inzet van warmtepompen die de restwarmte uit het productieproces of koelinstallaties benutten. Bij grote bedrijven worden ook elektrische stoomketels (e-boilers) gebruikt, vooral op momenten waarop elektriciteit goedkoper is. Voor productieprocessen met hogere temperaturen is elektrificatie vaak ingewikkelder en duurder. Denk hierbij aan het bakken van brood, koekjes of chips, waarbij temperaturen nodig zijn van 275°C tot 400°C.

Groen gas als alternatief

Reststromen van de voedselproductie kunnen worden omgezet in biogas om elektriciteit en warmte te produceren. Groen gas kan aardgas volledig vervangen. Elke voedselproducent heeft reststromen, maar of het omzetten naar biogas een betere optie is dan het verwerken tot diervoeding, hangt sterk af van het volume en de kwaliteit van die stromen. Voor voedselproducenten is het waarschijnlijker om een rol te spelen als leverancier van reststromen aan gespecialiseerde vergisters dan als producent van biogas. Vergisters kunnen dit gas in het gasnet injecteren, wat voedselproducenten via hun energieleverancier kunnen kopen.

Waterstof en de voedingsindustrie

Waterstof is vooralsnog toekomstmuziek. Voor processen die hogere temperaturen vereisen, vormt waterstof als energiedrager ook een goed alternatief. Maar het zal nog een tijd duren en ook tegen 2030 zal het gebruik in de voedingssector, in een poging deze industrie klimaatneutraal te maken, beperkt zijn. Dit ligt aan de hoge investeringskosten en beperkte beschikbaarheid van waterstof op locaties waar voedingsbedrijven zijn gevestigd. De toepassing is voornamelijk gericht op andere industrieën zoals de chemische sector, staalproductie, luchtvaart en scheepvaart.

Conclusie

We kunnen concluderen dat de hogere energieprijzen absoluut nog geen structurele daling van het gasverbruik in de voedingsindustrie hebben veroorzaakt. Dit moet natuurlijk veranderen, aangezien de overheid actief streeft naar elektrificatie als een belangrijk middel om de CO2-uitstoot terug te dringen. Ondertussen draagt gelukkig de groei van het aantal zonnepanelen op bedrijfspanden bij aan een geleidelijke toename van het aandeel hernieuwbare elektriciteit. Een belangrijke stap in het streven om de voedingssector klimaatneutraal te maken.

Er nog veel meer mogelijkheden op technisch gebied, maar het is niet vanzelfsprekend dat alle potentiële investeringen in productieprocessen ook daadwerkelijk gaan plaatsvinden. Om verdere elektrificatie en een grotere inzet van schonere energiebronnen te realiseren, moeten er veel randvoorwaarden worden vervuld, zoals de infrastructuur. De overheid vraagt en verwacht van bedrijven dat ze hun energie-efficiënte processen op gas vervangen door minder efficiënte processen op elektriciteit. En dit zal alleen op grote schaal gebeuren als er zowel wettelijke verplichtingen als financiële stimulansen tegenover staan.

 

Bronnen: ING – Vakblad Voedingsindustrie

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en het Google privacybeleid en servicevoorwaarden zijn van toepassing.